Lastips

MIG/MAG lastips

MIG/MAG lassen

Je kunt gewoon beginnen met MIG/MAG lassen en het wiel zelf uitvinden. Maar om je toch een beetje op weg te helpen, hebben we een aantal handig lastips voor het MIG/MAG lassen opgesteld. Uiteraard zijn deze niet alleen handig voor een beginnende lasser, ook een ervaren lasser kan veel aan deze tips hebben.

  • Zorg voor het juiste MIG/MAG lasdraad. Het moet passen bij het te lassen materiaal.
  • Neem de diameter lasdraad die past bij de lasparameters (stroominstelling/laspositie)
  • Beschermgas is er in verschillende mengverhoudingen. Elke verhouding heeft zijn voordelen en nadelen. Laat je goed adviseren. Zo kun je het beste lasresultaat behalen en kosten besparen.
  • Kies de juiste diameter voor de liner in het laspistool. Te klein geeft extra weerstand. Te groot zorgt voor een onregelmatige draadaanvoer.
  • Maak de liner op de juiste lengte zodat hij aansluit op de contacttip (houder) en inloop bij draadaanvoerrollen.
  • Bij een gasgekoelde toorts gebruiken we een liner met teflon bekleding, bij een watergekoelde toorts zonder bekleding (omdat deze kan vast smelten).
  • Ga je lassen met gevulde draad, gebruik dan een kunststof of gladde stalen (vlakke) liner. Aluminium en rvs lassen we ook met een kunststof liner.
  • De invloed van contacttips wordt vaak onderschat. Enkel de juiste boring diameter geeft het juiste resultaat. Dit heeft te maken met de stroomoverdracht. De juiste koperkwaliteit zorgt ook voor de langste standtijd.
  • Zorg dat de contacttip goed is vastgedraaid in de houder. Als deze niet goed vast zit, dan geeft stoomoverdracht problemen. De contacttip wordt extra warm door een slechte warmteafvoer.
  • Zorg dat het te lassen materiaal goed schoon is. Als er vet, roest, verf of andere verontreiniging aanwezig is krijg je poreuze lassen. De lasfouten kun je zien, maar kunnen ook onzichtbaar aanwezig zijn.
  • Zorg dat de lasboog instellingen passen bij de dikte van het materiaal. Een te lage stroomspanning geeft plaklassen. Inbranding in het materiaal is heel belangrijk. Maak eens een breekproef en test de inbrandingsdiepte. (Je kunt er van schrikken hoe slecht de inbranding in sommige gevallen is). Let op inbranding is geen inkarteling, inkarteling is altijd fout.
  • Bewaar lasdraad op een droge plaats, er mag geen roestvorming op de lasdraad zitten. Ondanks de verkopering (Coating op blanke draad) kan de draad vrij snel gaan roesten (dit kan ook al gebeuren wanneer je het lasdraad met vochtige handen aanraakt.)
  • Zorg dat de toorts niet in scherpe knikken komt dit zal de draad aanvoer niet ten goede komen. Laat ook geen zware voorwerpen op het pakket vallen. Hierdoor kunnen de gas-, water-, en stroomkabel pletten. Als dat gebeurt is er geen goede doorlaat meer.
  • Stel de draadaanvoerrollen zodanig af dat er een constante draadaanvoer is. Let op dat je hem niet te strak afstelt, hierdoor kan de draad vastlopen en slippen. Een draad die aanloopt in de draadaanvoerkast kortsluiting veroorzaken.
  • Bij het lassen met gevulde draad kan ompoling van + en – aansluiting vereist zijn.
  • MIG/ MAG lassen kan zowel met een stekende als een slepende toorts positie gebeuren. Bij slepend hebben we een betere inbranding maar een minder mooi lasuiterlijk. Bij het stekend lassen is de las wel mooi.
  • Zorg voor een juiste maatvoering bij het lassen zoals de A-hoogte. Om die te berekenen, rekenen we met de maat van het dunste materiaal. Bij een hoeklas hanteren we 0,6 x de maat van de dunste plaat = de A-hoogte.
  • De aardklem is ook belangrijk bij het lassen. We zien dat deze regelmatig van een zeer slechte kwaliteit is. De aardklem moet goed aandrukken en vast zitten. Controleer ook of de aansluiting van de kabel aan de klem en de machineaansluiting goed is.
  • Veel MIG/MAG lasapparten hebben de mogelijkheid om met een smoorspoel te lassen (zeker bij de wat zwaardere lasapparaten). Deze optie is er niet voor niets. Een smoorspoel heeft een grote invloed op het lasbeeld. Ben je hierin geïntresseerd, neem dan contact op met een lasspecialist.
  • Veel stroombronnen hebben stappenschakelaars voor het instellen van de spanning. Schakel nooit tijdens het lassen. Dit kan de contacten beschadigen met als gevolg het doorbranden van de trafo spoel. De draadsnelheid is wel onder het lassen te regelen.
  • Begin altijd met een overschot aan draad bij het instellen van de verhouding tussen spanning en stroom (draadsnelheid). Dit voorkomt het vast branden aan de contact tip. Draai de snelheid onder het lassen terug tot je de juiste instelling hebt.